Acts 16

1En hij kwam te Derbe en Lystre. En ziet, aldaar was een zeker discipel, met name Timotheüs, zoon van een gelovige Joodse vrouw, maar van een Grieksen vader;
 Derbe en Van dezen steden zie Act 14:6 .
,
  Timótheüs Van dezen Timotheus, zie breder Act 17:14 , en Act 19:22 , en Act 20:4 ; Rom 16:21 ; 1Co 4:17 ; Phi 2:19 ; 1Th 3:2 , en voornamelijk 1Ti 1:2 .
,
 gelovige Joodse Dat is, die bekeerd was tot het Christengeloof.
,
 vrouw, maar Namelijk genaamd Eunice. Zie van haar, alsook van zijne grootmoeder Loide, 2Ti 1:5 .
,
 Grieksen vader; Grieks van een vader een Griek; dat is van Griekse en heidense afkomst en religie; hetwelk de oorzaak was dat Timotheus niet was besneden.
2Welken goeden getuigenis gegeven werd van de broederen te Lystre en Ikonium.
 getuigenis gegeven Namelijk van godzaligheid en ervarenheid in de Heilige Schrift; 2Ti 3:15 .
3Deze wilde Paulus, dat met hem zou reizen; en hij nam en besneed hem, om der Joden wil, die in die plaatsen waren; want zij kenden allen zijn vader, dat hij een Griek was.
 reizen; en hij Grieks uitgaan.
,
 om der Joden wil, Namelijk opdat de zwakgelovige Joden zijn dienst niet zouden verwerpen omdat hij onbesneden was. Want zij verstonden nog niet dat de besnijdenis nu afgedaan was en haar einde genomen had. En alzo gebruikt Paulus de besnijdenis hier als een middelmatige zaak, hoedanige altijd tot stichting der zwakken en zonder aanstoot moeten gebruikt worden; 1Co 9:19 . Doch als hij te doen gehad heeft niet met zwakken, maar met hardnekkige Joden, die de besnijdenis drongen als nog nodig ter zaligheid, zo heeft hij om hunnentwil Titus niet willen laten besnijden. Zie Gal 2:3 .
,
 dat hij een Griek was En dat overzulks Timotheus zijn zoon niet besneden was.
4En alzo zij de steden doorreisden, gaven zij hun de verordeningen over, die van de apostelen en de ouderlingen te Jeruzalem goed gevonden waren, om die te onderhouden.
 de verordeningen Grieks dogmata; dat is, meningen, goedachtingen; van welke zie Act 15:20 .
,
 goed gevonden Grieks geoordeeld, of besloten.
5 De Gemeenten dan werden bevestigd in het geloof, en werden dagelijks overvloediger in getal.
 geloof, en Namelijk zo in het bijzonder van de Christelijke vrijheid en het gebruik derzelve, als in het algemeen van alle andere stukken des geloofs.
6En als zij Frygië, en het land van Galatië doorgereisd hadden, werden zij van den Heiligen Geest verhinderd het Woord in Azië te spreken.
  Frygië Een landschap in Klein-Azië, tussen Mysië, Galatië en Lycaonië.
,
  Galatië Een landschap in Klein-Azië, waarvan zie Gal 1:2 .
,
 van den Heiligen Dat is, door een innerlijke aanspraak Gods door zijnen Geest.
,
 verhinderd het Namelijk voor dien tijd; want namaals heeft Paulus aldaar het woord des Evangelies omtrent twee jaren lang gepredikt; zie Act 19:10 , alzo heeft de Heilige Geest den apostelen voorgeschreven, wat orde zij zouden houden in het reizen en het Woord te prediken, het ene volk voor en het andere na.
,
  Azië Dit was het derde deel van de bewoonde en toen bekende wereld, waarvan Europa en Afrika de twee andere delen waren. Hoewel het hier schijnt genomen te worden voor Klein-Azië.
7En aan Mysië gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynië te reizen; en de Geest liet het hun niet toe.
  Mysië Een landschap in Klein-Azië, tussen Troas en Frygië.
,
  Bithynië Een landschap, gelegen dicht bij Troas tegenover Thracië, strekkende aan Pontus Euxinus, of de Zwarte zee.
,
 de Geest Namelijk Jezus, hetwelk in vele oude boeken daarbij staat.
,
 liet het hun Zie de aantekeningen op vs.6.
8En zij, Mysië voorbij gereisd zijnde, kwamen af tot Troas.
  Tróas Met dezen naam wordt genaamd een gehele landstreek, waar eertijds oud Troje gestaan heeft, anders genaamd Klein-Frygië, en ook ene stad in dezelfde landstreek, die ook Antigonië en Alexandrië genaamd is geweest, van welke hier gesproken wordt. Zie Act 20:6 ; 2Co 2:12 ; 2Ti 4:13 .
9En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonië, en help ons.
  Macedónië, Dit was een groot landschap in Europa, tussen Epirus en Thracië, strekkende zich aan de ene zijde aan de Egeïse zee, nu genaamd Archipelago.
,
 help ons Namelijk naar de ziel met de predikatie des Evangelies.
10Als hij nu dit gezicht gezien had, zo zochten wij terstond naar Macedonië te reizen, besluitende daaruit, dat ons de Heere geroepen had, om denzelven het Evangelie te verkondigen.
 wij terstond naar Daaruit blijkt, dat Lukas toen in het gezelschap des apostels was. Zie ook Col 4:14 ; Phm 1:24 .
,
 besluitende daaruit, Van de betekenissen van dit woord zie Act 9:22 .
11Van Troas dan afgevaren zijnde, liepen wij recht naar Samothrace, en den volgende dag naar Neapolis.
  Samothráce, Een eiland in de Egeïse zee, dicht bij het vaste land van Tracië, alzo genaamd omdat het bewoond werd, eensdeels door inwoners uit Thracië en eensdeels uit Samos gesproten.
,
  Neápolis Eene stad, gelegen op de grenzen van Thracië en Macedonië, niet ver van Filippi, tegenover het eiland Thasus.
12En van daar naar Filippi, welke is de eerste stad van dit deel van Macedonië, een kolonie. En wij onthielden ons in die stad ettelijke dagen.
 Filippi Deze stad was eertijds Dathos genaamd, en daarna Filippi vernaamd, van Filippus, koning van Macedonië, die dezelve, vervallen zijnde, wederom heeft opgebouwd. Zie Phi 1:1 .
,
 de eerste stad Namelijk als men van Samothrace naar Macedonië overscheept.
,
 een kolonie Zo werden in het Latijn genaamd de steden, die van de Romeinen òf gebouwd, òf met Romeinse inwoners beplant en bezet werden, om het land daaromtrent te bouwen, en de grenzen van het Romeinse rijk te verzekeren; waarvan de stad Keulen ook nog haren naam heeft. Zie vs.21.
13En op den dag des sabbats gingen wij buiten de stad aan de rivier, waar het gebed placht te geschieden; en nedergezeten zijnde, spraken wij tot de vrouwen, die samengekomen waren.
 het gebed placht Namelijk het algemeen gebed der Joden. Of waar een bedehuis, of synagoge der Joden was; en daaruit schijnt dat de heidenen aldaar den Joden in hunne stad zulks niet hebben willen toelaten.
,
 vrouwen, die Namelijk Joodse vrouwen, welker getal aldaar het meeste schijnt geweest te zijn.
14En een zekere vrouw, met name Lydia, een purperverkoopster, van de stad Thyatira, die God diende, hoorde ons; welker hart de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd.
  van de stad Thyatira, Namelijk geboortig. Deze stad lag aan de grenzen van de landschappen van Lydië en Mysië. Zie van dezelve Rev 2:18 .
,
 welker hart de Namelijk door de kracht zijns Heiligen Geestes hun verstand verlichtende en hunnen wil neigende tot gehoorzaamheid des geloofs.
,
 acht nam op Of, haar hield aan hetgeen, enz.
15En als zij gedoopt was, en haar huis, bad zij ons, zeggende: Indiën gij hebt geoordeeld, dat ik den Heere getrouw ben, zo komt in mijn huis, en blijft er. En zij dwong ons.
 huis, bad Dat is, ganse huisgezin.
,
 den Heere getrouw Of, aan den Heere; namelijk Christus gelovig ben.
,
 blijft er Dat is, logeer er, zolang gij hier zult zijn.
,
 dwong ons Namelijk met vriendelijk bidden en aanhouden.
16En het geschiedde, als wij tot het gebed heengingen, dat een zekere dienstmaagd, hebbende een waarzeggenden geest, ons ontmoette, welke haar heren groot gewin toebracht met waarzeggen.
 tot het gebed Dat is, tot de plaats, waar men het gebed deed; of tot het bedehuis.
,
 dienstmaagd, Grieks Paidiske; hetwelk in het algemeen een meisje betekent, Act 12:13 , maar hier ene dienstmaagd of slavin, want er wordt van hare heren gesproken, vs.19.
,
 een waarzeggenden Grieks een geest van Python; met welken naam de waarzeggende geest Apollo, bij de heidenen genaamd werd, van de stad Pytho, die daarna Delfi genaamd is, alwaar hij een tempel had en zijne waarzeggingen meest deed. En alzo werden ook genaamd allerlei waarzeggende boze geesten, die gemeenlijk den mensen, die hun raad vraagden, antwoord gaven; 1Sa 28:7 .
17Dezelve volgde Paulus en ons achterna, en riep, zeggende: Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons den weg der zaligheid verkondigen.
 Deze mensen zijn Hoewel deze onreine geest daaraan de waarheid zeide, zo heeft hij nochtans daarmede voorgehad de leer der apostelen verdacht te maken. Zie dergelijke Mar 1:24 ; Luk 4:41 .
,
 ons den weg Anders, ulieden.
18En dit deed zij vele dagen lang. Maar Paulus, daarover ontevreden zijnde, keerde zich om, en zeide tot den geest: Ik gebied u in den Naam van Jezus Christus, dat gij van haar uitgaat. En hij ging uit ter zelfder ure.
 ontevreden zijnde, Of, moeilijk zijnde; zo over de ellende van dit meisje als over de bedriegerij des Satans, waardoor de arme mensen verleid werden. Zie Mar 1:25 .
,
 van haar uitgaat Namelijk van deze dienstmaagd.
19Als nu de heren van dezelve zagen, dat de hoop huns gewins weg was, grepen zij Paulus en Silas, en trokken hen naar de markt voor de oversten.
 de heren van Wier slavin zij was.
,
 weg was, grepen Grieks uitgegaan was; gelijk als met dezen onreinen geest.
,
 de markt voor Of, gerichtplaats.
,
 de oversten Deze werden in de koloniën van de Romeinen genaamd Decuriones.
20En als zij hen tot de hoofdmannen gebracht hadden, zeiden zij: Deze mensen beroeren onze stad, daar zij Joden zijn.
 de hoofdmannen Grieks Strategoi; die van de Romeinen Duumviri genoemd werden en in de koloniën het opperste gezag hadden.
,
 Joden zijn De naam van Joden was zeer gehaat onder de heidenen.
21En zij verkondigen zeden, die ons niet geoorloofd zijn aan te nemen noch te doen, alzo wij Romeinen zijn.
 zeden, die ons Dat is, wijzen om God te dienen, andere dan de Romeinen en heidenen hadden.
22En de schare stond gezamenlijk tegen hen op; en de hoofdmannen, hun de klederen afgescheurd hebbende, bevalen hen te geselen.
 hun de klederen Namelijk den apostel en Silas.
,
 geselen Of, met roeden slaan.
23En als zij hun vele slagen gegeven hadden, wierpen zij hen in de gevangenis, en geboden den stokbewaarder, dat hij hen zekerlijk bewaren zou.
 gegeven hadden, Grieks opgelegd.
,
 stokbewaarder, Grieks bewaarder der gevangenen; cipier.
,
 zekerlijk bewaren Dat is, in goede verzekering, striktelijk.
24Dewelke, zulk een gebod ontvangen hebbende, wierp hen in den binnensten kerker, en verzekerde hun voeten in de stok.
 stok Grieks in het hout; namelijk een houten blok of instrument, waarin de voeten gesloten werden.
25En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen en de gevangenen hoorden naar hen.
 zongen Gode Namelijk verblijd zijnde dat zij om Christus' naam leden; Act 5:41 .
,
 de gevangenen Namelijk de andere gevangenen.
26En er geschiedde snellijk een grote aardbeving, alzo dat de fundamenten des kerkers bewogen werden; en terstond werden al de deuren geopend, en de banden van allen werden los.
 bewogen werden; Grieks op en neder geschud werden; tot een teken dat God het gebed zijner dienaren verhoord had; Act 4:31 .
,
 geopend, en de Namelijk vanzelf, door de kracht Gods.
27En de stokbewaarder, wakker geworden zijnde, en ziende de deuren der gevangenis geopend, trok een zwaard, en zou zichzelven omgebracht hebben, menende, dat de gevangenen ontvloden waren.
 omgebracht hebben, Namelijk om te ontgaan een wreder dood, dien hij vreesde hem te zullen aangedaan worden, zo de gevangenen ontkomen waren.
28Maar Paulus riep met grote stem, zeggende: Doe uzelven geen kwaad; want wij zijn allen hier.
 grote stem, Dat is, luider.
29En als hij licht geëist had, sprong hij in, en werd zeer bevende, en viel voor Paulus en Silas neder aan de voeten; 30En hen buiten gebracht hebbende, zeide hij: Lieve heren, wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
 buiten gebracht Namelijk uit den binnensten kerker in zijn huis.
31En zij zeiden: Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis.
 uw huis Dat is, huisgezin, uwe vrouw en kinderen, als kinderen des verbonds. Zie Act 2:39 .
32En zij spraken tot hem het woord des Heeren, en tot allen, die in zijn huis waren. 33En hij nam hen tot zich in dezelve ure des nachts, en wies hen van de striemen; en hij werd terstond gedoopt, en al de zijnen.
 wies hen Namelijk van het geronnen bloed door de geseling veroorzaakt, om de wonden te verzachten.
34En hij bracht hen in zijn huis, en zette hun de tafel voor, en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was.
 de tafel voor, Namelijk met spijs en drank.
,
 verheugde zich, Zie dergelijke Act 8:39 .
,
 gelovig geworden was Grieks geloofd had.
35En als het dag geworden was, zonden de hoofdmannen de stadsdienaars, zeggende: Laat die mensen los.
 de stadsdienaars, Grieks Roedendragers; zo werden de dienaars of boden van de steden genaamd, omdat zij gingen met stokken, roeden, of gaarden.
36En de stokbewaarder boodschapte deze woorden aan Paulus, zeggende: De hoofdmannen hebben gezonden, dat gij zoudt losgelaten worden; gaat dan nu uit, en reist heen in vrede. 37Maar Paulus zeide tot hen: Zij hebben ons, die Romeinen zijn, onveroordeeld in het openbaar gegeseld, en in de gevangenis geworpen, en werpen zij zij ons nu heimelijk daaruit? Niet alzo; maar dat zij zelven komen, en ons uitleiden.
 tot hen Zij Namelijk tot de stadsdienaars.
,
 die Romeinen zijn, Grieks Romeinse mensen; dat is, hebbende het recht van de burgers van Rome, die men niet mocht geselen; zie Act 22:25 , en Val.Max. lib.4, cap.1.
,
 onveroordeeld Dat is, niet alleen zonder schuld, maar ook zonder enigen vorm van rechtvordering.
,
 Niet alzo; Namelijk zal het toegaan.
38En de stadsdienaars boodschapten deze woorden wederom den hoofdmannen; en zij werden bevreesd, horende, dat zij Romeinen waren.
 horende, dat Of, omdat zij hoorden.
,
 Romeinen waren Namelijk die zij tegen het recht van de burgers van Rome hadden doen geselen, vs.37.
39En zij, komende, baden hen, en als zij hen uitgeleid hadden, begeerden zij, dat zij uit de stad gaan zouden.
 uit de stad Namelijk opdat tegen hen geen nieuw oproer zou verwekt worden.
40En uitgegaan zijnde uit de gevangenis, gingen zij in tot Lydia; en de broeders gezien hebbende, vertroostten zij dezelve, en gingen uit de stad.
 tot Lydia; en Of, ten huize van Lydia, vs.14,15.
,
 vertroostten Namelijk tegen de ergernis van deze smaadheid hun aangedaan.
,
 zij dezelve, Namelijk Paulus en Silas.
Copyright information for DutSVVA